Column: Belastingparadijzerij

Nederland is een belastingparadijs! Tenminste, dat willen sommigen ons doen geloven. Zo lijkt Groen Links het milieu inmiddels volledig links te laten liggen ten faveure van de bestrijding van belastingontwijking via Nederland. Het boek ‘Het Belastingparadijs, waarom niemand hier belasting betaalt – behalve u’ staat hoog genoteerd in de non-fictie bestsellerlijsten van de betere boekhandel en enkele weken geleden was belastingontwijking en de rol van Nederland daarin, een prominent thema in tv-programma’s als Buitenhof, Pauw & Witteman, Tegenlicht en de Slag om Nederland.  

De strekking van het verhaal is dat multinationals op grote schaal belasting zouden ontwijken door gebruik te maken van het aantrekkelijke fiscale klimaat van Nederland, waarbij ze onder andere gebruik maken van zogenoemde brievenbusfirma’s met slechts een minimale hoeveelheid aan ‘substance’.

Als fiscalist heb ik een wat genuanceerder beeld bij het vermeende karakter van Nederland als belastingparadijs en ik vermoed dat dit ook voor de spelers in de Nederlandse vastgoedmarkt geldt. De fiscale behandeling van vastgoed in Nederland is namelijk allesbehalve paradijselijk te noemen. Ok, ik geef het meteen toe; we kennen in Nederland de regimes van de fiscale beleggingsinstelling en fiscaal transparante fondsen die het inderdaad mogelijk maken om op fiscaal efficiënte wijze in vastgoed te beleggen. Daar staat echter tegenover dat voor investeerders in vastgoed vaak andere maatstaven worden aangelegd dan voor ‘echte’ - in de ogen van de fiscus tenminste - ondernemers.

Voorbeeld antimisbruikregeling

Neem nu het uitgangspunt van de fiscus dat verhuur van vastgoed voor fiscale doeleinden niet als een echte onderneming wordt gezien, maar als een belegging. Voor particuliere vastgoedbeleggers is dit uiteraard prettig omdat het vastgoed dan tegen 1,2% wordt belast in box 3 (sparen en beleggen) in plaats van tegen 52% in box 1 (onderneming). Het toepassen van dit uitgangspunt vindt echter ook regelmatig plaats ten nadele van de vastgoedsector. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de vennootschapsbelasting waarin een antimisbruikregeling is opgenomen die zich richt tegen de handel in verliesvennootschappen. Deze regeling ziet op de situatie waarin een vennootschap haar (verlieslatende) onderneming beëindigt en de aandeelhouder van deze vennootschap de aandelen vervolgens aan een derde verkoopt die in de vennootschap nieuwe ondernemingsactiviteiten opstart of inbrengt. De koper van de aandelen in deze verlies-bv zal vooral geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid om de nog niet verrekende verliezen af te zetten tegen de winsten die worden behaald met de nieuwe activiteiten en niet zozeer in de oude en inmiddels beëindigde activiteiten van de vennootschap.

Aan banden gelegd

Deze handel in lege verlies-bv’s is tegenwoordig aan banden gelegd. Fiscaal compensabele verliezen van een lege verlies-bv zijn niet langer te gebruiken na een aandeelhouderswisseling. Dit geldt echter niet in de situatie waarin de werkzaamheden van de verlies-bv voor een substantieel deel worden voortgezet. De fiscaal compensabele verliezen blijven in dat geval gewoon beschikbaar voor verrekening met toekomstige winsten. Betekent dit nu dat bij de overname van aandelen in een vastgoedvennootschap, bijvoorbeeld in het kader van een herfinancieringsoperatie, de verliezen beschikbaar blijven voor verrekening met toekomstige winsten? Dat is helaas niet het geval. Het moet namelijk gaan om de voortzetting van ondernemingsactiviteiten en zoals ik hiervoor al aangaf wordt de verhuur van vastgoed niet als een ondernemingsactiviteit gezien. Een vastgoedvennootschap die in zwaar weer verkeert en in het kader van een herfinancieringsoperatie nieuw kapitaal wil aantrekken loopt dus een groot risico om zijn fiscaal compensabele verliezen kwijtraken als er even niet goed wordt opgelet. Deze regeling is maar een van de vele voorbeelden waarin investeerders in vastgoed fiscaal minder gunstig worden behandeld dan ‘echte’ ondernemers.

Allerminst een belastingparadijs

Kortom, voor de vastgoedmarkt is er allerminst sprake van een belastingparadijs. Betekent dit nu dat de discussie over belastingparadijzerij voor de vastgoedmarkt niet relevant is? Zo op het eerste gezicht niet, maar misschien zou het voor de vastgoedmarkt eigenlijk best een goede ontwikkeling kunnen zijn als er iets wordt gedaan aan die vermaledijde brievenbusfirma’s. Het is dan wel zaak dat onze staatssecretaris van Financiën Frans Weekers dit op een handige manier aanpakt. Want laten we eens even goed kijken naar de omschrijving die zijn ministerie geeft aan een brievenbusfirma:

Populair begrip voor vennootschappen die met vele op één adres zijn gevestigd en/of waarbij het bestuur van veel vennootschappen bij één natuurlijk persoon of rechtspersoon berust.”

Aha. Dat is eigenlijk best een interessante definitie. Weekers moet dus vooral niet in paniek raken van alle kritiek op Nederland en de fiscale wet- en regelgeving gewoon in stand laten zodat wordt voorkomen dat de brievenbusfirma’s van multinationals het land uit vluchten. De enige maatregel die moet worden genomen is een kleine aanscherping van de zogenoemde ‘substance’-eisen. Ik zit dan te denken aan het stellen van de eis dat iedere vennootschap voortaan een eigen vestigingsadres en eigen bestuurders moet hebben. Niet alleen maken we dan goede sier in het buitenland (“wij, brievenbusfirma’s? Nee hoor!”) maar op deze manier wordt ook de Nederlandse vastgoedmarkt een fiscaal steuntje in de rug gegeven. Volgens mij is er op dit moment namelijk meer dan genoeg kantoorruimte beschikbaar waar enkele duizenden voormalige brievenbusfirma’s gehuisvest kunnen worden!

Aad Rozendal is Hoofd Bureau Vaktechniek RSM Niehe Lancée Kooij en docent bij de leerstoelgroep belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is te bereiken op tel. 06-12928834 of per e-mail: ARozendal@rsmnlk.nl



Reacties


Laatste nieuws